Afgelopen februari presenteerde een groep wetenschappers het plan om door windenergie aangedreven sneeuwkanonnen in te gaan zetten op de Noordpool. Die moeten zorgen dat het ijs niet verdwijnt. Het enige bezwaar tegen dit briljante plan was dat er 10 miljoen vernevelaars nodig zijn en even zovele windturbines om ze aan te drijven. Zo veel zijn er niet op de wereld. Het was, kortom, het soort nieuws dat sensationeel klinkt en waar je dan niets meer van hoort.
Of toch wel?
Een Nederlandse geoloog heeft de handschoen opgepakt. Oké, het is nog niet de Noordpool, maar hij wil wel proberen om een gletsjer in Zwitserland te redden. Johannes Oerlemans van de Universiteit Utrecht wil in de zomer de Morteratschgletsjer op de grens tussen Zwitserland en Italië van een nieuwe laag sneeuw voorzien. Deze gletsjer krimpt al jaren en dreigt binnen afzienbare tijd helemaal te verdwijnen.
Daarvoor zijn vierduizend sneeuwmachines nodig, een haalbaar aantal. Die spuiten een verse laag sneeuw op de gletsjer net op het moment dat de afsmelting het ergste is. Door de nieuwe sneeuw krijgt de gletsjer een veel hoger albedo, het vermogen om zonlicht te weerkaatsen. Het ijs daaronder blijft daardoor onder het nulpunt en zal niet smelten en richting het dal verdwijnen. Zo moet de gletsjer in twintig jaar tachtig meter groeien.
Het kost een paar miljoen euro om dit project uit te voeren. En als het lukt, kan de Morteratschgletsjer een test-run zijn voor de Noordpool. De kans dat er 10 miljoen sneeuwkanonnen worden gebouwd is klein. Maar het vermoeden bestaat dat een beperktere reddingsactie, op een kleiner gebied ook al een grote impact kan hebben. Door het smelten daar te stoppen, kan warm smeltwater op andere plekken geen schade aanrichten. Hoe meer wetenschappers in Zwitserland leren, hoe groter de kans dat we de Pool gaan redden. (bron: Faqt)