‘Het moet snel, snel, snel. De meeste inbrekers zijn vooral geïnteresseerd in hoe vlug ze ergens kunnen binnenkomen, en minder in wat er mogelijk te halen valt.’ Om zijn drugsverslaving te financieren pleegde Evert Jansen (57) tussen 1980 en 1998 duizenden woninginbraken. Meer dan een tang, een schroevendraaier en een koevoet had hij niet nodig. Hij werd nooit op heterdaad betrapt, maar belandde wel een paar keer in de gevangenis. ‘Daar leerde ik weer nieuwe inbraaktechnieken.’
Twintig jaar geleden kickte hij af, ging in therapie en ‘vond zichzelf terug’: ‘Ik ben geen slecht mens’. Jansen werkt nu als zelfstandig inbraakpreventieadviseur voor verscheidene opdrachtgevers. Vandaag is hij in Lelystad voor verzekeraar Univé. Die organiseert voor klanten een inbraakpreventieavond in een buurtcentrum.
Kliko’s als opstapje
Voorafgaand aan de bijeenkomst verkent hij deze middag de wijken rond het buurtcentrum. Hij maakt foto’s om ’s avonds zijn verhaal kracht bij te zetten. Jansen loopt in stevig tempo door een straat met rijtjeswoningen. ‘Zie je al die kliko’s naast de huizen? Ik gebruikte zulke containers als opstapje om naar binnen te klimmen, en ook om mijn buit mee te vervoeren naar de auto.’
Raam openbreken met een koevoet
Volgens Jansen staat altijd wel ergens een raam open. Hij wijst naar de ramen die voorzien zijn van twee raamsluitingen. ‘Moet je kijken hoeveel mensen maar één raamsluiting gebruiken. Ik kan zo’n raam eenvoudig openbreken met een koevoet.’ Jansen controleert ook deuren op zwakke plekken. ‘Zit er bijvoorbeeld geen slot op kniehoogte dan heb ik speling en kan ik er op die plek een koevoet tussen zetten.’
Goed hang- en sluitwerk
Jansen vindt het onbegrijpelijk dat het vaak schort aan goed hang- en sluitwerk. ‘Dan hebben mensen wel dure apparatuur in huis en een Mercedes op de oprit, maar investeren ze niet in deugdelijke sloten.’ Zo ziet hij bijvoorbeeld nog altijd veel deursloten met cilinders die uitsteken – die kan hij er met een tang makkelijk uit trekken.
Poortdeuren vaak niet op slot
Jansen struint inmiddels door de brandgangen achter de woningen en begint met het controleren van de poortdeuren. De vierde is niet op slot. Hij loopt een tuin in zonder nog een keer achterom te kijken. ‘Schichtig gedrag wekt argwaan’.
Niet veel later is hij weer terug. ‘Ook de schuurdeur zit niet op slot. In de schuur staat een mooie hogedrukreiniger.’ Van de pakweg twintig poortdeuren die Jansen checkt, zitten er vijf niet op slot. Weer op straat voelt hij bij een huis aan de deur van de inpandige berging: die gaat open en aan de binnenkant bungelt een sleutelbos. De ex-inbreker belt aan en overhandigt de verbouwereerde bewoonster de sleutels. ‘Ik had ook een andere keer terug kunnen komen om uw huis leeg te halen, zonder braaksporen.’
Sociale controle ontbreekt
Jansen loopt de oprit op van een twee-onder-een-kapwoning. De deur naar de tuin is niet op slot. Hij gaat naar binnen en vrijwel meteen hangt de buurman over de schutting: ‘Zoekt u iets?’ Jansen vertelt dat hij een inbraakpreventieadviseur is en overhandigt de man zijn visitekaartje, maar bespeurt toch nog argwaan bij hem.
‘Dit is uniek’, zegt de ex-inbreker als we de wandeling door de wijk vervolgen. ‘Mensen spreken me zelden aan. Sociale controle ontbreekt. Kinderen spelen niet meer buiten, die zitten liever op hun mobiel. En ook hun ouders turen vaak op een schermpje.’
En dat is mooi voor inbrekers, want die willen ongezien blijven, daarom hebben ze ook een hekel aan camera’s. WhatsApp Buurtpreventiegroepen kunnen ook werken, mits ze actief zijn. ‘Ik gaf eens voorlichting aan zo’n groep, waarvoor ik ook eerst ‘s middags de buurt verkende. De groepsleden waren allemaal thuis, maar niemand had mij opgemerkt.’
‘Blaffende honden? Vreselijk’
Mensen maken het inbrekers te makkelijk, zegt Jansen nog eens. ‘Ouders die hun kinderen gauw even naar school brengen en dan de voordeur niet op slot draaien. Met een pasje heb ik de deur in een paar seconden open.’ (De zogenoemde flippermethode.)
Een inbraak duurt kort. ‘Ik had meestal maar vijf minuten nodig. Daarom is goed hang- en sluitwerk zo belangrijk, het liefst vijf minuten inbraakwerend.’ (Sloten met een SKG-driesterren-keurmerk zijn 5 minuten inbraakwerend.) Ook licht en lawaai ontmoedigt inbrekers, zegt Jansen. ‘Blaffende honden? Vreselijk. En ik tikte nooit een raampje in, dat maakte herrie.’
Binnenverlichting werkt preventief
Een donker huis ’s avonds betekende: geen mensen thuis. ‘Ik belde wel eerst aan om er zeker van te zijn dat de kust veilig was. Ging de deur toch open, verzon ik een smoes en maakte rechtsomkeert.’ Binnenverlichting werkt preventief, zegt Jansen. Buitenverlichting schrok hem alleen af als die werkte op een sensor. ‘Dan zagen buren dat er beweging was.’ Hij brak nooit ‘s nachts in omdat hij het risico op een confrontatie met de bewoners dan te groot vond. ‘Is er een inbreker in je huis? Ga schreeuwen en loop er niet op af. Je weet nooit hoe hij reageert.’
Een politiewagen rijdt de straat in. De agent draait het raampje open en Jansen loopt op de auto af. De argwanende man van die middag heeft de politie gebeld, blijkt. Jansen laat de agent zijn visitekaartje zien en moet lachen. ‘Geweldig’, zegt Jansen, en hij slaat de agent amicaal op de schouder. ‘Sociale controle, dat is toch precies wat we willen?’