(ingezonden door Ruud Nouwen)
Net als de vrouw bijna vijftig jaar geleden moet de oudere zich emanciperen. Weg met zielig, machteloos en uitgerangeerd. Op naar zelfbeschikking en zelfontplooiing, schrijft Hedy d’Ancona.
Soms word ik aan een publiek voorgesteld. Als de presentator mijn leeftijd vermeldt – „Allemachtig, bijna tachtig!” – barst steevast in het publiek het applaus los. Waarom? Omdat ik al 79 jaar in- en uitadem? Het is om je dood te schamen.
Wij ouderen zijn met velen, en met steeds meer; een toenemend aandeel van de bevolking. Het CBS voorspelt tussen nu en 2040 een groei van 3 naar 4,8 miljoen 65-plussers. Door de langere levensverwachting groeit het aandeel van de 75-plussers, nu 1,2 miljoen, nog harder. Maar ondanks die ‘dubbele vergrijzing’ wordt ervan uitgegaan dat, bij ongewijzigde politieke opvattingen, niet meer dan 8 procent van de ouderen hun laatste levensfase in een verpleeghuis zal doorbrengen.
We worden namelijk niet alleen ouder, we brengen ook meer jaren in redelijk goede gezondheid door. De gezondheidszorg voorziet ons tijdig van nieuwe gewrichten, lenzen en hartkleppen en bedient ons met medicijnen die onze ouderdomskwalen beheersbaar maken en ons overeind houden.
Ouderen leggen daarom een buitenproportioneel beslag op de gezondheidsuitgaven. Daarnaast betekent de grotere afname van pensioenafdrachten een premiestijging voor de nog werkenden. En ten slotte wordt de gemeenschapskas nog eens extra belast omdat er langer genoten wordt van allerlei toeslagen en uitkeringen.
Kortom, de ouderen vormen een kostenpost van betekenis en daar worden ze vaak aan herinnerd. Dat het leven voor veel mensen daardoor ook prettiger is geworden, hoor je minder vaak. Ook niet uit de mond van ouderen zelf. Hoewel Nederland tot de veiligste en welvarendste landen behoort, zijn veel ouderen knorrig. Het CBS registreerde in 2016 de grootste kloof ooit tussen de geluksgevoelens van 65-plussers en jongere generaties.
Er zijn natuurlijk wel blije ouderen te vinden. Niet zo vreemd ook: internationaal gezien is de situatie van ouderen beter dan in de meeste landen om ons heen. Maar er lopen meerdere scheidslijnen tussen ouderen. Hij is aanwezig tussen de cans en cannots, tussen hen die wel of niet hun weg weten te vinden in de bureaucratie. En hij is er tussen degenen die met het verdwijnen van de verzuiling hun identiteit verloren en nog steeds op zoek zijn en zij die inmiddels andere ‘onderkomens’ vonden. Ze gingen zingen in een koor, tuinieren, als vrijwilliger aan de slag of werden lid van een sportvereniging.
Ondanks die verscheidenheid in het beleven van de ouderdom, is de beeldvorming erover een stuk overzichtelijker. Als het in de media over ouderen gaat, gaat het om eenzaamheid en aftakeling, om behoefte aan zorg, eigen zingeving en maatschappelijke betekenis.
De deernis die dit oproept, bleef niet onbeantwoord. Omroep Max, de ChristenUnie en enkele ouderenorganisaties presenteerden kort geleden het manifest Waardig Ouder Worden; het herwaarderen van de ouderdom. De achterliggende gedachte was dat ideeën over voltooid leven wel zouden opdrogen als we ouderen verstrooiing zouden bieden, als we hen uit de eenzaamheid zouden verlossen door samen te eten of een kopje thee te drinken, om maar enkele van de paternalistisch aandoende aanbevelingen te noemen.
De stereotypering van ouderen als uitgerangeerd en zielig en vooral machteloos, staat – gezien ons aantal – in schril contrast met de macht die we in het stemhokje hebben. Het is een discrepantie die de democratie verzwakt. Want hoe kun je oordelen over het publieke domein als je er zelf steeds minder mee in aanraking komt. Als je nooit wordt uitgedaagd, bevraagd of gedwongen je te vernieuwen. Als de waardigheid en het respect dat men volgens het manifest aan ons, ouderen, moet betonen, vooral te maken heeft met het gegeven dat we nog overeind staan.
Deze ‘zachte uitsluiting’, beleefd en respectvol naar de zijlijn worden gedirigeerd, had bij de jongste verkiezingen tot gevolg dat veel 50Plus-stemmers zich lieten leiden door eigenbelang en revanchisme. Angst voor het eigen pensioen en voor de veranderingen in een wereld waarop je geen grip meer hebt. Het is niet moeilijk om dergelijke gevoelens van individueel onbehagen te mobiliseren en politiek te exploiteren. Kennelijk gaat het vooral om een soort erkenning dat je als oudere hoe dan ook ‘gepakt’ wordt. Henk Krol weet dat pakkend uit te dragen.
Maar we moeten ons evenmin in de luren laten leggen door de mantra’s die de participatiesamenleving voor ouderen in petto heeft: de eigen verantwoordelijkheid en het zo lang mogelijk blijven bewonen van het eigen huis. Dat lijken doorzichtige verpakkingen voor bezuinigingen op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en voor het verhogen van de drempel om naar een verpleeghuis te gaan.
Bovendien zal de benodigde hulpvaardigheid voor ouderen voor een belangrijk deel moeten komen van de 65-plussers die nog wel fit genoeg zijn. Dat dan weer wel! Want als we met een driedubbele longontsteking op bed liggen, hoeven we niet op onze kinderen of buren te rekenen. Wij zijn degene die overdag de pakjes aannemen, zij werken. Dat neem ik ze allerminst kwalijk, daar heb ik ze als feminist immers zelf toe aangemoedigd. Maar het geeft aan dat het begrip participatiesamenleving weliswaar heel veilig klinkt, maar niet goed doordacht is. Volgens Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, is het ook niet voor niets dat de grote politieke stromingen zich er allemaal in konden vinden. De liberalen vanwege de grenzen die er aan de verzorgingsstaat gesteld werden, de sociaal-democraten vanuit de gedachte dat we beter voor elkaar gaan zorgen en de christen-democraten omdat het de belofte bevat van herleving van het maatschappelijke middenveld.
Er zijn nog andere slecht doordachte gevolgen van de participatiesamenleving te noemen, zoals het potdicht raken van de woningmarkt. Voor jongeren zal het nog moeilijker zijn om aan een betaalbaar huis te komen, terwijl veel ouderen in huizen blijven waarin ze niet meer passen. Natuurlijk zijn er best oplossingen te vinden. Vraag architecten om mini-huizen te ontwerpen of kijk goed naar een paar praktijkvoorbeelden waarin ouderen en studenten samenwonen in leegstaande gebouwen die daarvoor werden ingericht.
Maar dat zo veel beleid, onderzoek en toekomstvoorspellingen zo weinig doordacht overkomen, is het gevolg van de stereotiepe beeldvorming over ouderen; zielepieten die zorg behoeven, al mag dat niet te veel in de papieren lopen.
Die beeldvorming barricadeert de emancipatie van ouderen. Zelfbeschikking en zelfontplooiing, de belangrijkste kenmerken van de vrouwenbevrijding in de jaren ‘70, staan nog in de kinderschoenen als het om ouderen gaat. De zelfbeschikking van vrouwen manifesteerde zich met name rond de abortuswetgeving. ‘De Vrouw Beslist’ en ‘Baas in eigen Buik’ waren strijdkreten op spandoeken die konden worden opgerold toen in 1984 abortus werd gelegaliseerd. Eenzelfde beslissingsrecht zou nu voor ouderen gerealiseerd moeten worden als het gaat om het voltooide leven. Alleen al daarom kun je met enige huiver naar de uitkomst van de formatie kijken.
Wat de ontplooiing betreft, moeten we af van de gedachte dat er zoiets als karakteristieke ouderenontplooiing bestaat. Dat tevredenheid en geluk kunnen worden ontleend aan een middag bingo in de week, zoals op televisie te zien was toen Ede was uitgeroepen tot de gelukzaligste gemeente in Nederland. In werkelijkheid zijn er heel veel ouderen die voor zichzelf de lat hoog blijven leggen, die nieuwsgierig blijven, die achter- en ook vooruit kijken. Ik ontmoette ze de afgelopen vier jaar bij presentaties van Lang Leve Kunst, een landelijk programma waaraan meer dan 400.000 ouderen meededen. Ze gingen een instrument bespelen, ballet dansen, schilderen of fotograferen, om maar enkele voorbeelden te noemen. Ambitie en passie gaan kennelijk niet met pensioen, de wens om je te ontplooien is geen andere dan die van jongeren.
Mijn observatie wordt betekenisvoller door de bevindingen van de filosofe Hanne Laceulle in haar aan dit onderwerp gewijde proefschrift. Ook zij verwerpt het ‘verval-’ en het ‘trotseerperspectief’ (zo lang mogelijk jong blijven) en de daarbij behorende beeldvorming.
Volgens haar is goed ouder worden een proces waarin je steeds meer wordt wie je bent. Ik heb gezien dat het in de weer zijn met kunst daartoe een belangrijk instrument is. Oudere mannen en vrouwen die iets doen waar zij in hun leven niet eerder het geld of de tijd voor vonden. Die zich ontwikkelen en uitdagingen aangaan. Confrontatie met kunst verschaft je de mogelijkheid je open te stellen, dat laten ook de museumprogramma’s zien die zich richten op – vaak oudere – mensen met niet-aangeboren hersenafwijkingen. Samen fotograferen, ouderen met een leerling van een basisschool in hun buurt, zoals bij een door de Openbare Bibliotheek Amsterdam en het foto-instituut Foam ontwikkeld project, laten je de wereld zien door de ogen van de ander. Dat maakt het mogelijk om, los van jezelf en je eigen dagelijks gedoe, belangen af te wegen en is daardoor een toegangspoort tot democratisch burgerschap.
Net zoals de vrouw bijna vijftig jaar geleden, moet de oudere het niet langer pikken om zich in een keurslijf te laten wringen van een maatschappelijk voorgeschreven rol. Weg van de stereotypering. Op weg naar emancipatie, naar zelfbeschikking en zelfontplooiing. Een overheid die dat faciliteert, levert een bijdrage van belang aan onze democratie.
Hedy d’Ancona geeft op 28 mei de Socrateslezing van het Humanistisch Verbond, een commentaar op maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een humanistisch perspectief. Haar lezing wordt om 15.00 uur live uitgezonden op de Facebookpagina van het Humanistisch Verbond en op socrateslezing.nl.
Hedy d’Ancona is sociologe, politica en feministe. Samen met Joke Kool-Smit richtte zij in 1968 de feministische actiegroep Man Vrouw Maatschappij op. Ook was zij een van de oprichters van het feministische tijdschrift Opzij.
Voor de PvdA zat D’Ancona in de Eerste Kamer en in het Europarlement. In het kabinet Lubbers-II was ze staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; in Lubbers-III werd ze minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
Dit artikel werd gepubliceerd in NRC Handelsblad op Zaterdag, 27 mei 2017, pagina 4 – 5