Veel mensen hebben last van rugpijn: ongeveer 80 tot 90 procent van de volwassenen krijgt er ooit mee te maken. Wat voor soorten rugpijn zijn er? En wat kun je eraan doen? Gezondheidsnet vroeg het aan Jan Willem Elkhuizen, bewegingswetenschapper en coauteur van het boek Rugpijn, hernia en spit. Ga meteen aan de slag met een van zijn oefeningen onderaan dit artikel.
Welke soorten rugpijn zijn er?
“De meest voorkomende soort is schade in de tussenwervelschijf. Deze schade kan zich uiten in verschillende aandoeningen, zoals spit, hernia, ischias of chronische rugklachten. De tussenwervelschijf is de plaats waar de bewegingen van de rug plaatsvinden. Er zijn ook andere soorten rugpijn, bijvoorbeeld door een ontsteking of pijn die veroorzaakt wordt door een orgaan, zoals een nier.”
Waar kun je dan last van krijgen?
“Als er acute schade is (je gaat door je rug), kan je je rug van het ene op het andere moment niet meer goed bewegen. Vaak sta je ook scheef. De pijn ontstaat plotseling: ‘het schiet erin’. Dit wordt spit genoemd. Soms straalt de pijn uit naar een bil of been. Bij langer bestaande rugklachten zijn die heftige acute klachten er niet meer, maar kun je nog steeds veel last hebben van je rug. Zoals bij opstaan, bukken en tillen. De rug is ook vaak wat stijf, maar niet meer zo extreem als in de acute fase.”
Wat is spit precies?
“De tussenwervelschijf is opgebouwd uit een heleboel vezels, een soort touwtjes, die samen een band vormen. Als je door je rug gaat, dan verstuik (verrek) je eigenlijk de vezels die in die tussenwervelschijf zitten. Spit is goed te vergelijken met iemand die plotseling door z’n enkel gaat. Ook dan is er sprake van een verstuiking of scheur. En ook dan kunnen mensen hun enkel niet meer bewegen en belasten.
Sommige mensen verstuiken hun enkel meerdere keren en houden daar een ‘zwakke enkel’ aan over. Bij de rug is dat precies zo. Meer dan 50 procent van de mensen die spit gehad hebben, gaan binnen een jaar opnieuw door hun rug. Daar kun je een zwakke rug en chronische rugklachten aan over houden.”
(bron: Gezondheidsnet)