Voor goede zorg is het belangrijk dat arts en patiënt elkaar begrijpen. Toch verloopt de communicatie in de spreekkamer lang niet altijd soepel. Soms gebruikt de arts woorden en termen die verwarrend kunnen zijn. Wat bedoelt een dokter als hij of zij dit zegt? “De uitslag is negatief”
Volgens de Dikke Van Dale betekent het woord ‘negatief’ in het normale taalgebruik ‘ongunstig’. Daarom schrikken sommige mensen als de dokter het woord ‘negatief’ laat vallen. Geen paniek! Als de arts vertelt dat de uitslag van een bepaalde test – denk aan bloedprikken – negatief is, betekent dat juist goed nieuws. ‘Negatief’ betekent in dat geval: er zijn in het lab geen afwijkende waarden gevonden. Of: de ziekte waar je op werd gecontroleerd, kon niet aangetoond worden.
Als een test ‘positief’ is, betekent dat helaas dat er wél iets is gevonden dat afwijkt. Dat wil overigens niet altijd zeggen dat je ziek bent. Neem bijvoorbeeld een positieve uitslag na een screening op darmkanker: die zegt niets over ziekte, het betekent alleen dat er bloed is aangetroffen in de ontlasting. Ook kunnen testen soms fout-positief zijn. Dan geeft de test per ongeluk een afwijkende waarde aan, maar wijst aanvullend onderzoek uit dat er toch niets aan de hand is. “Bent u nuchter?”
Nee, de arts informeert hier niet naar een bepaalde karaktereigenschap of een bedaarde levensinslag. En ook heeft deze vraag niets te maken met drankgebruik, zoals sommige mensen denken.
Dokters zijn ook maar mensen. Slechtnieuwsgesprekken zijn lastig, ook voor de huisarts of medisch specialist. Het is dan zaak om de arts te laten weten dat je graag in alle openheid het gesprek over het levenseinde wilt aangaan, bijvoorbeeld omdat je wilt vastleggen dat je niet gereanimeerd wilt worden. Of dat je in bepaalde gevallen wilt afzien van medische behandelingen. Benoem ook wensen en verwachtingen. De arts kan die vastleggen in het dossier.
Begrijp de dokter beter
Er zijn allerlei oorzaken van misverstanden tussen dokter en patiënt. Een daarvan is dat artsen in hun opleiding vooral vaktaal hebben geleerd. “Dat is nuttig als ze met andere artsen of zorgverleners praten, omdat die vaktaal eenduidig en kernachtig is”, vertelt medisch taalkundige Arnoud van den Eerenbeemt. “In de spreekkamer is de situatie anders, maar toch vervalt een arts vaak in vaktaal. Uit vermoeidheid bijvoorbeeld, of uit gewoonte. Of vanwege tijdgebrek: het is verdraaid lastig om in een korte tijd helder te communiceren. Dat kost inspanning en niet iedereen is er even handig in.”
Er zijn ook artsen die bewust vaktaal bezigen. “Dat zijn dokters die indruk willen maken of afstand willen scheppen, bijvoorbeeld omdat een patiënt de diagnose niet accepteert.”
Tips van de medisch taalkundige: bereid je bezoek voor, lees vooraf thuis patiëntinformatie en neem die mee, schrijf op wat je niet snapt en neem eventueel iemand mee. En: “Vraag desnoods een dubbel consult aan. Bij een medisch specialist is dat niet altijd mogelijk, maar de meeste huisartsen geven daar wel ruimte voor.”
(bron: Gezondheidsnet)